TU Delft maakt een verboden onderscheid op grond van de Wgbh/cz door te laat een doeltreffende aanpassing te maken.
Op 2 april 2024 concludeerde het College voor de Rechten van de Mens (hierna: CRM) dat de Technische Universiteit Delft (hierna: TU Delft) een verboden onderscheid heeft gemaakt op basis van een handicap of chronische ziekte, door niet tijdig een doeltreffende aanpassing te maken toen de student verzocht om een verlenging van de premaster toe te kennen. Mr. Joost Paijmans, advocaat onderwijsrecht, stond student bij in deze procedure bij het CRM.
Aanleiding procedure
De student kampt met verschillende beperkingen in de zin van de Wet gelijke behandeling bij handicap en chronische ziekte (hierna: Wgbh/cz), waardoor hij gemiddeld voor 50% belastbaar is. Onderdeel van (de wisselwerking tussen) deze verschillende beperkingen is de behoefte van de student om duidelijke afspraken te maken. Voor de start van de één jaar durende pre-master (in 2020) stuurt de student aan de TU Delft bewijs van deze beperkingen. De TU Delft hanteert als regel dat iedere student de pre-master binnen twee jaar moet afronden, maar dat in uitzonderlijke gevallen een verlenging van maximaal één jaar wel mogelijk is. De student neemt vervolgens verschillende keren met de TU Delft contact op over de mogelijkheid om de maximale duur van de pre-master te verlengen gelet op zijn beperkte belastbaarheid. Student krijgt alleen geen duidelijke reactie op zijn verzoek. Wel wordt de student mondeling geïnformeerd dat in uitzonderlijke gevallen na twee studiejaren een verlenging mogelijk is, maar dat deze nog niet eerder is toegekend. De student blijft een lange tijd in onzekerheid. Uiteindelijk kent de TU Delft (pas) in 2021 toch nog een (voorwaardelijke) verlenging toe.
Verboden onderscheid
Onderwijsinstellingen dienen een doeltreffende aanpassing te maken voor studenten die aantoonbaar een beperking hebben in de zin van de Wgbh/cz, zodat deze studenten met deze aanpassing op gelijke voet met de gezonde medestudent een opleiding kunnen volgen. Het is daarbij aan de student om de onderwijsinstelling tijdig op de hoogte te stellen dat er behoefte is aan een doeltreffende aanpassing en welke aanpassing de student dan concreet voor ogen heeft (het kenbaarheidsvereiste). Voldoet de student aan het kenbaarheidsvereiste dan rust er op de onderwijsinstelling een onderzoeksplicht om te kijken welke doeltreffende aanpassingen mogelijk en passend zijn.
Het CRM concludeert in haar advies dat de student wel voldeed aan het kenbaarheidsvereiste, maar de TU Delft vervolgens niet voldeed aan haar onderzoeksplicht. De TU Delft ging er namelijk bij voorbaat vanuit dat een aanpassing buiten de reguliere studieduur niet nodig was, zonder hier verder onderzoek naar te doen. Het CRM concludeert gelet hierop dat student door het handelen van de TU Delft in vergelijking met studenten zonder handicap of chronische ziekte geen gelijke kans heeft gekregen om met succes aan de premaster te beginnen.
U kunt het oordeel van het CRM hier lezen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!