Bij het volgen van een bachelor of master aan een HBO of Universiteit dien je collegegeld te betalen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen het wettelijk collegegeld en het instellingscollegegeld. Bij het volgen van een eerste bachelor of master betaalt de student in beginsel het wettelijk collegegeld (in studiejaar 2024/25 € 2.530,-). In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (de WHW) en het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt geregeld wanneer een student in aanmerking komt voor dit wettelijk collegegeld.
Maakt een student geen aanspraak op het wettelijk collegegeld, dan moet de student het instellingscollegegeld betalen. Onderwijsinstellingen mogen de hoogte van het instellingscollegegeld zelf bepalen, waarbij de onderwijsinstelling de daadwerkelijke kosten van de studie bij de student zelf in rekening kan brengen. Het instellingscollegegeld loopt al snel op, waarbij je -afhankelijk van de gekozen studie- al snel moet denken aan bedragen van zo’n € 9.000,- per studiejaar.
De hoofdregel is dat een student aanspraak maakt op het wettelijk collegegeld als hij niet eerder een opleiding heeft gevolgd tegen betaling van het wettelijk collegegeld. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen een associate degree, een bachelor- en masteropleiding. Heb je je bachelor afgerond en wil je graag een master volgen, dan betaal je voor de master in beginsel gewoon het wettelijk collegegeld. Wil je een tweede master (of een tweede bachelor) volgen, dan betaal je in beginsel voor die tweede bachelor- of masteropleiding het instellingscollegegeld. Toch is het soms wel mogelijk om een tweede opleiding te volgen tegen het wettelijk collegegeld.
In art. 2.3a van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 staat bijvoorbeeld dat een student, die is ingeschreven voor een opleiding en zich voor een tweede opleiding inschrijft, voordat de student de eerste opleiding met een diploma heeft afgerond, voor deze tweede opleiding het wettelijk collegegeld verschuldigd is. De student dient dan wel te voldoen aan de volgende twee voorwaarden:
- de inschrijving voor de tweede opleiding dient plaats te vinden voordat de onderwijsinstelling een mededeling heeft gedaan aan de overheid over afronden van de eerste opleiding én
- de student dient de tweede opleiding onafgebroken te volgen.
Aan de eerste voorwaarde kan in de praktijk eenvoudig worden voldaan door het aanvragen van het diploma te vertragen, dan wel de onderwijsinstelling te verzoeken om (het afronden van) de studie te vertragen.
Praktijkvoorbeeld
Een student start in studiejaar 2021/2022 met zijn master, waarvoor hij een hoog bedrag aan collegegeld betaalt. De student gaat er hierdoor vanuit dat hij voor de door hem gevolgde master het instellingscollegegeld betaalt, omdat hij fors meer betaalt dan het vastgestelde bedrag van het wettelijk collegegeld.
De student wil graag na de huidige master een tweede master gaan volgen. Hij informeert bij de onderwijsinstelling naar de hoogte van het te betalen collegegeld voor deze tweede master. Bij zijn huidige master betaalt hij immers het hogere instellingscollegegeld, dus meent hij bij het volgen van een tweede master in aanmerking te komen voor het wettelijk collegegeld. De medewerker meldt aan de student dat hij inderdaad altijd één keer aanspraak maakt op het volgen van een masteropleiding voor het wettelijk collegegeld. Zekerheidshalve neemt de student daarna nog contact op met DUO én nogmaals met de onderwijsinstelling om er zeker van te zijn dat hij voor het volgen van een tweede master het wettelijk collegegeld zal betalen. Opnieuw krijgt hij de bevestiging dat hij voor zijn tweede master aanspraak maakt op het wettelijk collegegeld, omdat de student bij het volgen van zijn eerste master aan collegegeld niet het wettelijk collegegeld zou hebben betaald en dus bij deze tweede master recht had op het wettelijk collegegeld.
De student start vervolgens op 1 februari 2023 met zijn tweede master en hij ontvangt op 27 februari 2023 de melding dat hij zijn eerste master met een diploma heeft afgerond met als afstudeerdatum 31 januari 2023. Vervolgens ontvangt de student het vaststellingsbesluit inhoudende dat hij, ondanks de ingewonnen informatie en het al betaalde wettelijk collegegeld, voor de tweede master toch nog het instellingscollegegeld verschuldigd is en zal moeten voldoen.
Deze student is het niet met dit besluit eens en gaat in bezwaar.
Besluit op bezwaar
De student onderbouwt tijdens deze (bezwaarschrift-)procedure in de eerste plaats dat hij heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht door zowel bij DUO als bij de beoogde nieuwe onderwijsinstelling na te vragen of bij het volgen van een tweede master het wettelijk collegegeld van toepassing zou zijn. Geen van de instanties heeft hem gewezen op de mogelijkheid dat hij voor de eerste master een verhoogde vorm van wettelijk collegegeld betaald zou kunnen hebben of meer informatie verstrekt over de overige voorwaarden. Ook uit de factuur die hij ontving voor het betalen van het collegegeld voor zijn eerste master, blijkt niet dat hij voor die master een verhoogde vorm van het wettelijk collegegeld betaalde. De Geschillenadviescommissie overweegt dan ook dat de student niet had kunnen weten dat hij zijn eerste master al volgde tegen het wettelijk collegegeld.
De student betoogt dat nu de officiële mededeling van zijn afstuderen was gelegen na de startdatum van zijn tweede master, hij voor zijn tweede master aan alle eisen had voldaan om toch in aanmerking te kunnen komen voor betaling van het wettelijk collegegeld. De onderwijsinstelling overweegt hier echter dat het collegegeld voor deze student op juiste wijze is vastgesteld, omdat volgens de onderwijsinstelling de officiële afstudeerdatum van 31 januari hier leidend zou zijn en niet het afstudeerbericht dat de student ontving in februari, waarbij zij enkel haar eigen regeling aanhaalt ter onderbouwing.
Tot slot doet de student een beroep op de hardheidsclausule, omdat de student de gevolgen draagt van onduidelijke informatieverstrekking vanuit de onderwijsinstelling. Had de onderwijsinstelling de student volledig en juist geïnformeerd, dan had de student kunnen wachten met het aanvragen van zijn diploma, zodat er een duidelijke overlap zou zijn bij de inschrijvingen van de twee master-opleidingen waardoor hij zonder enig probleem alsnog enkel het wettelijk collegegeld had hoeven betalen. De Geschillenadviescommissie concludeert dat de vaststelling van het collegegeld voor deze student op de juiste wijze tot stand is gekomen, maar dat de student gelet op zijn inspanningen en de informatie die hij opvroeg bij de onderwijsinstelling (en DUO), er gerechtvaardigd op had mogen vertrouwen dat hij inderdaad het wettelijk collegegeld zou betalen voor de tweede master. De Geschillenadviescommissie past daarom de hardheidsclausule toe op de student, waardoor hij voor zijn tweede master toch nog een instellingstarief betaalt ter hoogte van het tarief van het wettelijk collegegeld.
Visie Jurion
Bij de redenering van de onderwijsinstelling dat volgens haar eigen regeling bij het bepalen of een studie gelijktijdig wordt gevolgd de afstudeerdatum leidend zou zijn, verliest de onderwijsinstelling mijns inziens uit het oog dat de wettelijke regeling aansluit bij het tijdsstip van de melding aan de overheid dat een student de eerste opleiding heeft afgerond. De in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 bedoelde melding aan de overheid kon bij deze student logischerwijs pas op zijn vroegst zijn medegedeeld, op het moment dat de student zijn diploma heeft aangevraagd en dus pas ná de melding in februari 2023 aan de student dat hij alle onderwijsonderdelen heeft behaald.
Nu de student zijn diploma aanvroeg nadat hij startte met de tweede master, voldeed hij daarmee wél aan alle door de wetgever bepaalde voorwaarden om voor de tweede master in aanmerking te komen voor het wettelijk collegegeld. Dat de onderwijsinstelling haar in eigen regeling de officiële afstudeerdatum als leidend beschouwt, doet hier niet aan af.
Conclusie
Ondanks de vraag of de Geschillenadviescommissie een juiste afweging maakte door de afstudeerdatum als uitgangspunt te nemen in plaats van de melding aan de overheid, pakte de bezwaarschriftprocedure terecht positief uit voor deze student. De onderwijsinstelling paste de hardheidsclausule toe en zette de hoogte van het instellingscollegegeld voor de student uit het besluit om naar een tarief ter hoogte van het wettelijk collegegeld.
Ben jij student en heb jij een geschil met de onderwijsinstelling over het collegegeld of een ander onderwerp? Neem dan contact met ons op via info@jurion.nl of het contactformulier. Voor meer informatie over de dienstverlening van Jurion, klik hier.